|
||||||||
|
Wie wel eens vaker iets van mij leest in deze kolommen, zal het niet ontgaan zijn: ik héb iets met Italië en met zijn bewoners, maar vooral heb ik iets met de prachtige taal. Niet dat ik ooit Italiaans geleerd heb, maar het klinkt zo ongelooflijk muzikaal, dat je eigenlijk al een beetje gehoorstoornissen moet hebben om niet te merken dat Italiaans niet gesproken wordt, maar gezongen. Dat geldt trouwens nog een ietsje meer, als je het hebt over de dialecten, die haast even talrijk zijn als de regio’s waarmee we ze associëren. Waarom ik dat allemaal kwijt moet? Gewoon, omdat we hier te maken hebben met de debuutplaat van een man, die al ruim een kwarteeuw lang bezig is met het bestuderen van de mondelinge tradities van zijn land en die al heel vaak betrokken was bij muzikale projecten, die de focus legden op deze of gene gewesttaal, zoals bij voorbeeld Officina Zoè of Salentorkestra. Deze plaat echter is zijn debuut met eigen materiaal, bijeengebracht onder een titel -Thalassa is “zee” in het Grieks- die als een vlag is, die vele ladingen dekt. Volgens Muci schuilt er zee in elk van ons: we kennen allemaal een zee van emoties, nu eens kabbelend en rustig, dan weer wild en woelig. Voor hem is deze ode aan de zee zijn “tigste ode aan zijn land”, land van tegenstellingen tussen arm en rijk, tussen vrolijk en boos, tussen corrupt en mooi, tussen hartelijk en vijandig. Het is, met andere woorden, een ode aan een land dat niet meteen in woorden te vatten is, maar dat, vermits het om zijn geboorteland gaat, wel gedoemd is om door hem geliefd te worden. Muci is dan ook bij uitstek een cantastorie, een verhalenverteller, die de condition humaine bezingt, die zich het lot van vluchtelingen aantrekt -hij is niet voor niks uit Salerno afkomstig en leeft dus in de hak van de laars- en ons duidelijk maakt dat elke man, elke vrouw, elk kind die op onze stranden aankomen, voor alles menselijke wezens zijn, die ook als mensen behandeld dienen te worden. In het land van Meloni is dat niet langer voordehandiggend, maar Muci weet het prachtig te vertalen in “Mohammed”. In zijn dialect -gelukkig worden de teksten in het CD-boekje naar “echt” Italiaans omgezet- opent Muci met een eerbetoon aan de “armen die gemaakt zijn o te schoffelen”, de landarbeiders dus, die er voor zorgen dat er letterlijk brood op de plank kan komen en die niet zelden ongemerkt bestaan, maar zonder wie het leven in één klap stil zou vallen. In “Sant’Asili”- gezongen met trouwe genote Enza Pagliara, wordt bezongen hoe de overheid de gewone mens onder de knoet hudt, maar nog niet beseft dat er een moment komt, waarop die dat niet langer zal pikken. “Ommuammare”, te vertalen als “man overboord”, verwijst uiteraard naar de mensen die de overtocht proberen te maken in bootjes, die nauwelijks die naam waardig zijn. Prachtig nummer, mee ingezongen door Nabil Salameg (bekend van Radiodervish) en van een heel mooie oud-begeleiding voorzien door Adolfo La Volpe. De titelsong is een purr liefdeslied, waarin de zee gebruikt wordt als metafoor voor de geliefde, terwijl, wat mij betreft, “Sciurnatieri” het onbetwiste hoogtepunt is van de plaat: een prachtige ode aan de seizoensarbeiders uit de olijvenpluk. De plat is slechts acht nummers lang, maar Muci heeft niet meer nodig om zijn heerlijke boodschap vorm te geven. Platen als deze worden niet vaak gemaakt, maar ze zijn wel de reden waaro mensen naar muziek blijven luisteren : dit gaat ergens over en het is gezongen in een heerlijk, poëtisch Italiaans dialect. Prachtig! (Dani Heyvaert)
|